Als je realistisch wilt schilderen dan is het belangrijk dat je de kleuren die je ziet goed kunt namaken. Kleuren mengen is goed te leren. Veel moeilijker is het om kleuren die je ziet goed te beoordelen. Onze hersens worden op allerlei manieren in de war gebracht als we ergens naar kijken. Het groen hieronder is overal hetzelfde, maar dat is lastig te zien door de omringende kleuren.
Als je de kleuren die je ziet verkeerd inschat, dan wordt kleuren mengen natuurlijk wél moeilijk. Je weet dan namelijk niet waar je onderweg naartoe bent, bovendien kun je jezelf dan ook niet controleren.
Als je precies weet wat je echt ziet, dan wordt het veel makkelijker om de kleur goed na te maken.
Instinkers
Over het algemeen zijn er twee belangrijke dingen die misgaan bij het beoordelen van kleuren: we maken kleuren snel te fel en we maken de contrasten tussen licht en donker vaak te groot.
Uiteraard doet niet iedereen dat, maar mensen die te onverzadigd en met te weinig contrast werken zijn toch veruit in de minderheid.
Uiteraard is het ook allemaal een kwestie van smaak. Je mag altijd doen wat je zelf mooi vindt. Maar de meeste vragen die ik krijg komen neer op verzadiging- en contrastproblemen.
Hieronder: Oeps! De kleuren zijn te fel en de contrasten te groot. Ook leuk, maar niet als je realisme nastreeft.
Te fel (verzadigd)
Onbewust overdrijven we vaak de verzadiging van kleuren. We schatten de kleuren dus te fel in. Het plaatje hieronder lijkt best kleurrijk, terwijl er vooral sterk onverzadigde kleuren gebruikt zijn. Het groen in het midden oogt best fel, terwijl het nog steeds een vrij onverzadigede (niet felle) kleur is.
Hieronder is groen bijvoorbeeld wél fel.
Aan de ene kant komt dat doordat we gefopt worden in de waarneming, aan de andere kant hebben we ook een aangeboren voorkeur voor fellere kleuren.
Kleuren lijken vaak feller dan we denken, doordat de kleuren eromheen nog minder fel zijn. Als je een geheel aan redelijk onverzadigde kleuren ziet, dan lijken kleuren die net wat meer verzadigd zijn al snel heel fel.
De blaadjes lijken fel groen, omdat de omgevingskleuren zelfs nóg minder verzadigd zijn.
Probeer dus goed naar het geheel te kijken: wat voor kleuren zie je allemaal bij elkaar. In de natuur zie je over het algemeen alleen in ochtend- en avondlicht wat fellere kleuren. Ook als er na wat regenbuien ineens een zon doorbreekt kun je heel intense kleuren zien.
Teveel contrast
Ook overdrijven we vaak onbewust de contrasten (de verschillen tussen licht en donker). We hebben moeite met het bepalen van de toonwaarden van kleuren.
Dat komt vaak ook weer doordat we het grote geheel uit het oog verliezen. Als we naar een bepaald gebied kijken waar vooral donkere kleuren overheersen, dan interpreteren we een iets minder donkere kleur al gauw als heel licht. Als we naar een licht gedeelte kijken en daarin een net iets donkerdere kleur zien, zullen we die kleur ook vaak te donker interpreteren.
Ook hier geldt dus: blijf naar het grote geheel kijken. Zoek binnen het geheel naar de plekken waar je zeker van weet dat ze het donkerst en het lichtst zijn. Kijk dan weer naar de kleur die je wil namaken en probeer in te schatten of het eerder tot de donkere, de lichte of misschien meer tot middentonen behoort.
Het is ook belangrijk om je te realiseren dat contrasten niet alleen door verschil in licht en donker ontstaan. Contrasten ontstaan ook door de juiste verschillen in kleur naast elkaar te zetten. In het voorbeeld hieronder zie je een schaduwpartij. Als we dat gaan schilderen zullen we snel in de verleiding komen om dat veel te donker te schilderen. In werkelijkheid ontstaan het contrast door wat verschillen in naast elkaar gelegen kleuren. Licht en donker speelt daarin ook een rol, maar kleur zelf ook.
Schaduw onder bomen. Het donkergroene vakje is de kleur in het allerdonkerste stuk schaduw. Dat is dus nog lang geen zwart! Het lichtere groene vakje is uit het gebied dat aan de schaduw grenst. Het verschil tussen die groenen is best groot, maar minder groot dan wij inschatten als we niet goed opletten.
Vaak zijn we geneigd om in dit soort gevallen licht en donker te overdrijven.
Probeer de subtiliteiten in de kleurencombinaties goed waar te nemen en na te bootsen. De werkelijkheid is vaak veel subtieler dan we denken.
Zwart is soms licht en wit is soms donker
Nog iets wat voor onze hersens lastig is: soms weten wij dat iets bijvoorbeeld zwart is en dan zullen we automatisch geneigd zijn om het donker in te schatten. Maar zwarte objecten kunnen onder sommige omstandigheden veel lichter zijn dan we denken. Hetzelfde geldt voor witten, die zijn soms veel donkerder dan we denken.
De schaduw op de zwart/witte achtergrond zorgt voor een zeer donker wit, terwijl het felle licht voor lichte zwarten zorgt. De schaduw op het wit is bijna net zo donker als het zwart in het licht.
Opbouwen van donker naar licht
Als je je schilderij zoveel mogelijk opbouwt van donker naar licht, dan zul je ook minder in de verleiding komen om donker en licht te overdrijven. Je doet namelijk eerst puur de donkerste delen en op het laatst alleen de allerlichtste delen. De contrasten ontstaan dan vanzelf. Eigenlijk zie je de contrastwerking pas echt als je overal al eens een keer geweest bent.
Let wel op: gebruik dit niet als een te starre regel. Als het handiger uitkomt om op een andere manier te werken, doe dat dan gewoon.
Tips om je waarneming te verbeteren
Hieronder volgen een paar tips die kunnen helpen om kleuren beter te beoordelen.
Houd het geheel in de gaten
Zoals hierboven al gezegd: blijf niet te lang kijken naar details, of een beperkt gebied. Vanuit het grote geheel kun je kleuren en licht en donker beter inschatten.
Als je naar het geheel kijkt, dan kun je zoeken naar de donkerste en de lichtste stukken. Daarna kun je beter inschatten hoe donker de schaduwkleur in dit geval is. Het is nog lang niet het donkerste donker, maar het is ook zeker niet licht. Het is dus een kleur die meer richting het donkerste donker dan naar middentonen neigt.
Gebruik een grijswaardenschaal
Met een grijswaardenschaal kun je heel makkelijk zien hoe licht of donker iets echt is. Kijk welke waarde het meest overeenkomt met de kleur die je ziet.
Isoleer de kleur die je wil mengen
Maak een gaatje in een stuk karton en kijk daar doorheen naar de kleur die je wil namaken. Je wordt dan niet afgeleid door de omliggende kleuren. Zo kun je veel beter zien waar je nou echt naar zit te kijken.
Onderwerp en werkplek in consequent licht
Probeer ervoor te zorgen dat de lichtomstandigheden bij je onderwerp zoveel mogelijk hetzelfde blijven. Als je buiten schildert is dat natuurlijk niet iets wat je zelf in de hand hebt, maar binnen kun je er wel invloed op uitoefenen. Als het licht telkens verandert, veranderen de kleuren natuurlijk ook elke keer.
Als je een foto als voorbeeld gebruikt, zorg dan dat hij continu in hetzelfde licht blijft. Laat hem dus gewoon op een vaste plek liggen of hangen.
Zorg er ook voor dat je werkplek zoveel mogelijk op dezelfde manier verlicht blijft.
Check de kleuren altijd vanaf je werkplek. Het licht hoeft op je werkplek niet hetzelfde te zijn als bij je onderwerp, maar je blijft wel op je plek zitten en controleert vanaf die plek je kleuren. Als je onderwerp dus verder weg staat, hoef je niet de hele tijd heen en weer te rennen, maar je houdt gewoon je paletmes met je mengsel voor je onderwerp en controleert je kleuren.
Check kleuren met een paletmes
Als je een kleur mengt, kun je die heel mooi op je paletmes pletten. Houd je paletmes dan voor je onderwerp of bij je foto en controleer je kleur.
Check kleuren op de rand van een papier
Je kunt ook wat van je aangemaakte kleur op de rand van een (klad)papiertje doen. Houd het papier voor je onderwerp of op je foto en kijk of je kleur overeenkomt.
Strategie kleuren mengen
Als je een kleur wil namaken, let dan op de volgende drie zaken: kleur, toonwaarde en verzadiging. In de video kun je zien hoe dat in de praktijk gaat.
Bepaal op welke kleur je het het meest vindt lijken. Op welke kleur die je kent lijkt het het meest?
Probeer meteen een beetje de toonwaarde in te schatten. Hoe licht of donker is de kleur die je ziet?
Over het algemeen kun je het best proberen eerst in de buurt van de kleur en de toonwaarde te komen. Als je aardig in de buurt komt, dan is de laatste stap vaak het aanpassen van de kleurverzadiging.
Meestal zul je de kleur wat moeten afzwakken. Dat kan grofweg op twee manieren.
Afzwakken met complementaire kleur
Je kunt de kleurintensiteit afbreken door er iets van de complementaire kleur doorheen te mengen. De kleur die tegenover je mengkleur in de kleurencirkel ligt.
Als je niet precies de juiste complementaire kleur hebt, dan is iets wat er dicht bij in de buurt komt vaak al goed genoeg om je kleur goed te krijgen.
Het kan handig zijn om die complementaire kleur eerst op je palet ook de juiste toonwaarde te geven, voordat je het door je mengsel gaat doen. Zo voorkom je dat je mengkleur ineens weer veel donkerder of lichter wordt.
Afzwakken met grijs
Je kunt een te verzadigde kleur ook prima afzwakken met grijs. Maak een mengsel van bijvoorbeeld zwart en wit (ook met andere kleuren kun je grijzen maken). Maak dat mengsel net zo licht of donker als de mengkleur die je hebt, om te voorkomen dat je mengsel van toonwaarde verandert.
Reactie plaatsen
Reacties